Beginpagina > Voorstelling Boekstaven


Voorstelling Boekstaven

dinsdag 8 december 2009

Op vrijdag 27 november stelde de FOV in het Vlaams Parlement Boekstaven 2009 voor. De voorstelling van de publicatie ging gepaard met panelgesprekken tussen politici en experten. Het werd een interessante tocht langs verwezenlijkingen, uitdagingen en knelpunten van en voor de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

Voorstelling van het boek

Boekstaven is de jaarlijkse publicatie van de FOV die de staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen schetst. Op vrijdag 27 november stelde de Federatie in aanwezigheid van zo’n 150 mensen van binnen en buiten de sector de editie 2009 voor. De voorstelling ging gepaard met twee interessante panelgesprekken. Panelleden van dienst waren Bart Caron (Groen!), Philippe De Coene (sp.a), Paul Delva (CD&V), Jan Peumans (N-VA), Herman Schueremans (Open Vld), prof. Mark Elchardus (VUB) en dr. Dirk Vermeulen (Sociare). LDD gaf verstek.

Panelgesprekken

De panelgesprekken en reacties uit de zaal bestreken een breed gamma van thema’s die de sector bezighouden.

De rol en specifieke bijdrage van het sociaal-cultureel volwassenenwerk bij de versterking van sociale cohesie werd herhaaldelijk benadrukt. Het belang daarvan is volgens de panelleden niet te onderschatten. Mark Elchardus vindt bijvoorbeeld het loutere feit dat organisaties erin slagen mensen bij elkaar te brengen al een voldoende argument voor subsidiëring.

Ook de verzuiling en ‘waardenspecificiteit’ kwamen aan bod. Jan Peumans noemde verzuiling van organisaties en afdelingen een participatiedrempel. Philippe De Coene riep de organisaties warm op met elkaar samen te werken, zonder echter daarbij de eigen waarden uit het oog te verliezen.

In een samenleving die steeds meer wil werken aan levenslang en levensbreed leren is de rol van de volkshogescholen belangrijk. Moderator Guy Tegenbos merkte op dat in Vlaanderen 13 volkshogescholen bestaan voor 6 miljoen Vlamingen, terwijl er in Duitsland soms een volkshogeschool is voor een stad met 20.000 inwoners. Kan dat niet beter? Mark Elchardus repliceerde door kanttekeningen te plaatsen bij de keuze voor een samenleving die permanent leert. Immers, niet iedereen kan volgens hem in zo’n samenleving mee.

Ook de verhouding tussen de eigen middelen en subsidies (respectievelijk 60% en 40%) kon niet onbesproken blijven. Herman Schueremans loofde de sector voor de grote graad van autonomie die hij zo ten opzichte van de overheid verwerft. Schueremans bevestigde wel dat waar er problemen zijn, meer subsidies te overwegen kunnen zijn. Paul Delva en Bart Caron erkenden dat veel organisaties het financieel moeilijk hebben. Ze vermeldden met name de bewegingen en organisaties die met kansengroepen werken. Ook Dirk Vermeulen stelde vast dat de sector - zelfs met een correctie naar 50% subsidies volgens zijn berekeningen - onder het gemiddelde van de ruimere socioculturele sector zit.

Paul Delva pleitte voor meer vrijheid en autonomie voor de sector. Onder meer de strakke decretale regels voor de landelijke vormingsinstellingen, de planlast en de zogenaamde instrumentalisering van projectsubsidies kwamen ter sprake. De overheid zou volgens sommigen te sterk de werking van organisaties willen sturen.
De administratie repliceerde dat de sector reeds behoorlijk wat vrijheid krijgt. De overheid is bovendien steeds bereid om overbodige planlast te herbekijken.
Bart Caron kaderde de discussie in een bredere omslag van kwantitatieve normen naar kwalitatieve normen voor de sector. Deze omslag brengt een eigen soort onontbeerlijke planlast mee (beleidsplannen, voortgangsrapporten,..). Hij merkte bovendien op dat de sector soms baat heeft bij strikte kwantitatieve normen. Dat schept volgens hem duidelijkheid en zekerheid voor de organisaties.
Paul Delva kaderde de discussie nog ruimer. Hij stelde dat het sociaal-cultureel volwassenenwerk moeilijk meetbare en tastbare ‘producten’ genereert. Deze niet-materiële effecten liggen volgens hem aan de grondslag van de spanning tussen vrijheid en controle vanwege de overheid. De overheid kan immers bijvoorbeeld onmogelijk nagaan hoeveel sociale cohesie of maatschappelijke activering een organisatie genereert.

De arbeidsvoorwaarden in de sector werden eveneens kritisch tegen het licht gehouden. De verloning in de sector werd door de meeste panelleden en vertegenwoordigers in de zaal onaantrekkelijk genoemd. De cijfers over de dienstanciënniteit in de sector zouden bevestigen dat mensen (daarom) niet lang in de sector blijven. Dirk Vermeulen bevestigde dat uit eigen onderzoek blijkt dat er een groot verloop is in de bredere socioculturele sector, maar vestigde de aandacht ook op enkele verwezenlijkingen van de sector. Hij wees op het vermogen van de sector om flexibel werken mogelijk te maken. Zo slaagt de sector erin het potentieel in de arbeidsmarkt (vrouwen en oudere medewerkers) aan te spreken.

Ook bij de man-vrouwverhouding in de sector (30%-70%) werden vraagtekens gezet. Werken de weinige mannen vooral in leidinggevende functies? Dirk Vermeulen nuanceerde deze stelling met eigen cijfers. Ook de uniek mannelijke panels sprongen in het oog. FOV-voorzitter Peter Warson wees erop dat in de Commissie Cultuur, waaruit de panelleden gevraagd werden, slechts één vrouw zetelt. Dat is de verantwoordelijkheid van de politieke partijen.

Het integrale verslag van de panelgesprekken is vanaf januari 2010 beschikbaar op deze website.

Blijf op de hoogte: abonneer je op ons Digizine, of volg ons op Twitter.

De activiteit van de site opvolgen RSS 2.0 | Disclaimer | Overzicht van de site | Privé-site | SPIP | OWA