maandag 23 februari 2015
De eindevaluatie voor organisaties uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk is intussen afgerond. Dit was goed nieuws voor 113 van de 122 sociaal-culturele organisaties. In een vorige berichtgeving kon je hierover meer lezen. Bart Caron stelde minister Gatz naar aanleiding van de afronding van deze procedure enkele prikkelende vragen over het proces, de timing en de financiële consequenties.
Organisaties krijgen voor de beroepscommissie de mogelijkheid om nieuwe elementen aan te dragen (waaronder een mondelinge verdediging van de organisaties waarbij zij de focus leggen op de vaststellingen die de administratie maakte in het kader van de eindevaluatie). “Omdat ik terdege rekening heb gehouden met alle ingebrachte evaluatieargumenten, heb ik […] het advies van de beroepscommissie zonder meer gevolgd.”, aldus minister Gatz.
Het procedurele probleem bij het Koerdisch Instituut lag niet bij de decretaal voorgeschreven procedures maar bij de timing. Zij werd op het einde van de beleidsperiode gevisiteerd waardoor de beweging weinig tijd had gekregen om zich aan te passen. Daarom gunde de minister ervoor om hen alsnog het voordeel van de twijfel en nam hij een positief eindbesluit. Naar aanleiding van deze vraag gaf de minister aan bij een herziening van het decreet ook de evaluatieprocedure te willen herbekijken.
De minister gaf toe dat er een "time lapse" overgegaan is tussen de periode dat hij zijn beslissing nam en het moment dat de brief met zijn beslissing verstuurd werd, respectievelijk 18 december 2014 en 16 januari 2015. Zijn beslissing werd dus weldegelijk binnen de decretale voorziene timing genomen, maar de brief liep dus vertraging op.
Voor acht organisaties betekent deze negatieve beoordeling een daling van 10 procent op de subsidie-enveloppe voor de volgende beleidsperiode. Voor één organisatie betekent het een daling van 20 procent op de enveloppe voor 2016-2020.
Verder wilde de minister niet ingaan op de vraag of de gevolgen evenredig zijn met de beoordeling, omdat de sancties bepaald zijn in het decreet. Wel liet hij blijken dat de consequenties van de eindevaluatie deel uitmaken van de herziening van de regelgeving.
De heer Marius Meremans (N-VA) merkte in het licht van de komende besprekingen rond een decreetsherziening op dat “een organisatie heel lang kan blijven met diverse negatieve evaluaties. Een organisatie die dus geen goed werk levert, krijgt subsidies terwijl organisaties die wel goed werk leveren, eigenlijk zouden moeten kunnen worden beloond.”
Omdat we als FOV graag de puntjes voor iedereen op de i hebben, geven we nog mee dat organisaties ook op elk moment controle kunnen krijgen op de erkenningsvoorwaarden. Wie hier niet aan voldoet verliest met ingang van het daarop volgende kalenderjaar zowel de erkenning als de subsidies. In een recent verleden was dit het geval voor een vormingsinstelling en een vereniging.
Op de website van het Vlaams Parlement vind je het volledige verslag van dit agendapunt in de commissie Cultuur.