Vrind 2006

Het hoofdstuk over cultuur focust op het aanbod, de participatie en de economische impact. Voor de sociaal-culturele sector werden de cijfers geput uit de rapportering over de werkzaamheden in [*2004*]. Er wordt ingezoomd op het landschap dat met het nieuwe decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk is ontstaan. Opvallend is dat de [*evolutie van het aantal afdelingen*] van de erkende verenigingen (een goeie 12.000) sedert 1996 quasi stabiel blijft. In West-Vlaanderen blijft het aantal afdelingen per 1000 inwoners het hoogst. De provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant hebben de laagste densiteit. Vooral in de gemeenten rond de steden Antwerpen en Brussel wordt verhoudingsgewijs lager gescoord.
De spreiding van de [*migrantenverenigingen*] is ook zeer ongelijk over de provincies. Antwerpen is goed voor 27 %, Limburg voor 37,5 % en Oost-Vlaanderen voor 18,2 %. Brussel Hoofdstad (11,4 %), Vlaams-Brabant (4 %) en West-Vlaanderen (2 %) hebben beduidend minder afdelingen van de erkende migrantenverenigingen.

3Cultuurparticipatie3 De doelstelling van het pact van Vilvoorde waarin wordt bepaald dat de [*helft van de Vlamingen tegen 2010 als cultuurparticipant*] kan beschouwd worden, is in verre na niet gehaald. Voor de cultuurparticipatiegraad wordt gewerkt met 4 categorieën. Het [*kernpubliek*] (3,3 %van de Vlamingen) neemt op maandelijkse basis aan verschillende activiteiten deel, de [*belangstellende participant*] (31,4 %) neemt minstens meerdere keren per jaar deel aan verschillende activiteiten en de [*incidentele participant*] (42,8 %) neemt eerder af en toe op toevallige wijze deel en kan beschouwd worden als een soort cultuurpassant. Iets meer dan een vijfde van de Vlamingen is volledig [*non-participant*] (22,5 %).
Uit alle gegevens blijkt bovendien dat de opleiding een zeer bepalende factor is voor de al dan niet deelname aan cultuur.

3Participatie in het sociaal-cultureel werk3 Merkwaardig bij de cijferreeksen in Vrind 2006 is dat de participatie aan het sociaal-cultureel werk wat haaks staat op de algemene bevindingen rond cultuurparticipatie. Ongeveer de [*helft van de bevolking*] is in 2005 immers een [*actief lid van een vereniging*]. Vrind 2006 signaleert volgende trend:

“Binnen het verenigingsleven vinden we een verschuiving van de klassieke sociale bewegingen naar [*nieuwe pluralistische verenigingen*]. Deze nieuwe verenigingen hebben een meer homogene samenstelling en trekken vooral hooggeschoolden aan. Hierdoor gaat een belangrijk ontmoetingsforum tussen de verschillende sociale groepen verloren. Lagergeschoolden en hogergeschoolden geven er blijkbaar de voorkeur aan in verenigingen vooral mensen te ontmoeten met een vergelijkbaar opleidingsniveau, en dus ook met een [*vergelijkbaar cultureel belangstellingspatroon*]. Culturele voorkeur, levensstijl en smaakpatronen bepalen de hedendaagse vriendenkringen en gemeenschappen.”

3Nog veel meer3 In de rubriek over cultuur zijn nog veel meer merkwaardige cijfers te lezen.
Je kan er grasduinen in cijfers over (jawel) de thuisparticipatie aan cultuur, het vrijetijdsprofiel van de Vlaming, het bibliotheekgebruik, het cultuurbudget, tewerkstellingscijfers enzovoort.
Josée Lemaitre (administrateur-generaal) en Luc Bral (projectcoördinator) van de Studiedienst van de Vlaamse regering schrijven in hun begeleidend briefje bij de Vrind 2006:

“De papieren publicatie ie een selectie uit het ruime aanbod dat beschikbaar is binnen het eenloketstatistiek en door iedereen vrij geconsulteerd kan worden via de website http://aps.vlaanderen.be. (..) Wij hopen dat VRIND meer is dan een boek. Het moet een [*werkinstrument*] worden dat u gebruikt in uw rapporten, dat u inspireert om verder op zoek te gaan naar objectieve en neutrale informatie en dat u hopelijk ook aanspoort om zelf beter en gericht informatie op te slaan en te ontsluiten voor anderen.”

[(Wie het boek ter hand wil nemen, kan het bestellen via de publicatiedienst binnen de Vlaamse gemeenschap.
Wie het rapport elektronisch wil consulteren klikt hier en wordt op zijn of haar wenken bediend.)]