Beginpagina > De bijdrage van de sociaal-culturele sector aan onze welvaart


De bijdrage van de sociaal-culturele sector aan onze welvaart

donderdag 30 november 2006

In opdracht van de Vlaamse Confederatie van Social-Profitondernemingen werd door het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) van de KULeuven een nieuwe inschatting gemaakt van de omvang van de social-profitsector, de financieringsbronnen en de organisatievorm.
De sociaal-culturele sector blijkt goed voor 1,5 procent van het bruto binnenlands product (BBP).

3Nieuwe onderzoeksprocedure3 Onder leiding van Prof. Jozef Pacolet werkten W. Van Opstal en M. Borghgraef van het HIVA (www.hiva.be) een methodiek uit om de [*publieke en private financieringsbronnen*] van de social-profitsector in kaart te brengen.
Tezelfdertijd werd ook een procedure uitgewerkt om jaarlijks een [*statistisch beeld*] te geven van de sector. Zij gebruikten de methode van de "satellietrekeningen", een statistisch instrument om complementair met de nationale rekeningen een bepaalde sector zowel in detail als geaggregeerd in beeld te brengen. Bij hun onderzoek focusten ze op de sectoren [*gezondheidszorg, welzijnszorg en de sociaal-culturele sector*]. Zij leverden alzo een nulmeting die het startpunt betekent voor een jaarlijkse meting van de omvang van de sector en de erin optredende verschuivingen.

3Aandeel in het BBP3 De totale bestedingen van de drie sectoren zijn in het referentiejaar 2003 goed voor 13,1% van het BBP in Vlaanderen.
De gezondheidszorg heeft een aandeel van 8,3%, de welzijnszorg van 3,2% en de sociaal-culturele sector van 1,5%.
De gemiddelde financiering van de drie sectoren toont dat de [*publieke financiering*] goed is voor 10,5 procent en de [*private financiering*] voor 2,6 procent. In absolute cijfers gaat het om een totaal bedrag van [*21,4 miljard euro*]. 17,1 miljard is overheidsgeld, 4,3 miljard euro is private inbreng.

3De sociaal-culturele sector toch wat apart3 In de sociaal-culturele sector gaat het om een totaal van 2,462 miljard euro, waaronder 1,651 miljard publieke middelen en 812 miljoen eigen middelen.
Het 1,5% aandeel in het BBP laat zich dus opsplitsen in 1% publiek en 0,5 procent privaat geld.
De onderzoekers stelden vast dat de publieke financiering in de sociaal-culturele sector toch wel beduidend afwijkt van de andere sectoren. De [*publieke financiering is goed voor 2/3 van de middelen*], het overige derde brengt de sector zelf in. De [*stagnerende tendens van de overheidsinbreng*] lijkt manifest te zijn.
In de overige sectoren zit de balans enigszins anders. In de gezondheidszorg is de verhouding 80% publieke middelen en 20% private. Bij de welzijnssector zijn de cijfers vergelijkbaar (78% publiek en 22% privaat).
De financiering van de sociaal-culturele sector gebeurt via de [*diverse overheden*], die samen goed zijn voor 67% van de middelen (13,2% federaal geld, 33,2% van de gemeenschappen en 18,7% van de "lagere" overheden). De [*eigen bijdragen*] staan voor 33 procent.

3Social-profit krijgt een economisch gezicht3 Voor het eerst wordt de zogenaamde zachte sector via de cijferreeksen van de HIVA-onderzoekers op het economische bord geplaatst. Het belang van de sectoren wordt vaak van de economische impact afgeleid. Naast de cijfergegevens over de tewerkstelling in de non-profitsector kan het belang van het geleverde onderzoekswerk niet genoeg onderstreept worden.

[(Het onderzoek van Pacolet J., Van Opstal W. & M. Borghgraef (2006) Wie betaalt de social-profit in Vlaanderen?, Proeve tot satellietrekening voor de sectoren gezondheidszorg, welzijn en de socio-culturele sector, anno 2003, is te verkrijgen bij het HIVA Leuven en de VCSPO Brussel)]


Blijf op de hoogte: abonneer je op ons Digizine, of volg ons op Twitter.

De activiteit van de site opvolgen RSS 2.0 | Disclaimer | Overzicht van de site | Privé-site | SPIP | OWA