Sociaal-culturele sector laat toerisme en horeca achter zich

3Waar zitten we?3 62.284 antwoorden kregen de professoren Luc Sels en Bert Overlaet van de Leuvense Universiteit op de jaarlijkse [*grote salarisenquête*] van het weekblad Vacature. De interpretatie van de gegevens leidt jaarlijks tot een "ranking" van de diverse sectoren.
Het [*referentiepunt is de minst betalende sector*]. De “prijs” hiervoor gaat in 2006 naar de horecasector. In de sector van het toerisme wordt 6,1% meer betaald, gevolgd door de [*sociaal-culturele sector (8,1%)*]. De lokale overheden zijn goed voor 10,7% meer, de welzijnssector voor 13,1% en het onderwijs voor 16,7%. Bovenaan zitten de energiesector (31,7%), de farmaceutische sector (36,5%) en als absolute koploper de chemische sector met 40,2% meer loon dan in de horecasector.

3Inzoomen op de sociaal-culturele sector3 Aan de enquête werd deelgenomen door [*779 werknemers*] uit de sociaal-culturele sector. Die sector groepeert de werknemers die ressorteren onder het paritair comité 329.
De enquête bracht een paar [*interessante gegevens*]. We geven de cijfers en plaatsen de vergelijkbare gegevens uit de onderwijssector tussen haakjes. Het onderwijs was immers lange tijd het referentiepunt voor de sociaal-culturele sector.
Een beginnende [*professionele bachelor*] (HOKT-diploma) krijgt 1717 euro bruto maandloon (1703), een [*master*] van een hogeschool (HOLT) 1749 euro (1982), een master van een universiteit (UNIV) 1802 euro (2045).
Een [*administratief ondersteunend personeelslid*] met 5 jaar anciënniteit heeft in de sociaal-culturele sector 1943 euro bruto maandloon (1824) en met 20 jaar anciënniteit 1992 euro (2235).
Een [*uitvoerend personeelslid*] heeft na 5 jaar anciënniteit 2015 euro (2214), na 20 jaar 2207 euro (2824). Een medewerker met verantwoordelijkheid over anderen heeft na 5 jaar 2125 euro (2566), na 20 jaar 2871 euro (3344). Een leidinggevende na 5 jaar 2545 euro (2321), na 20 jaar 3090 euro (3577).

3Vooral vast loon3 In de enquête werd ook gepeild naar de [*vormen van verloning*].
Bij de werknemers is het salaris bij 91,6% van de werknemers beperkt tot het vast loon.
Daarnaast hebben nog 4,42% een prestatiebeloning, 3,34% een bonus en 1,37% een winstdeling/aandelenopties.
Bij de leiding van de sociaal-culturele organisaties heeft 93,32% enkel een vast loon, 0,25% een prestatiebeloning, 6,43% een bonus en 0% een winstdeling.
De [*extralegale voordelen*] betreffen bij 1,14% van de werknemers een bedrijfswagen, bij 77,73% een verplaatsingsvergoeding, bij 17,31% een pensioenplan, bij 26,17% een hospitalisatieverzekering en bij 35,38% een toekenning van maaltijdcheques of -vergoeding.
Bij de leidinggevenden liggen de cijfers enigszins anders. 11,65% heeft een bedrijfswagen, 70,67% een verplaatsingsvergoeding, 33,78% een pensioenplan, 27,43% een hospitalisatieverzekering en 44,98% een systeem van maaltijdcheques of -vergoeding.

3Salariskompas: vergelijk je salaris3 De resultaten van de sector moeten ongetwijfeld met enige korrel zout genomen worden. De toevallige participatie van de verschillende types werknemers aan de enquête kleurt ongetwijfeld de resultaten. Maar [*globale trends*] kunnen er zeker van afgeleid worden.
Het weekblad heeft op basis van de ingekomen resultaten een [*salariskompas*] ontwikkeld. Wie zijn/haar loon wil vergelijken met dat van (vergelijkbare) collega’s kan op de site van Vacature terecht voor de salarisvergelijking.