dinsdag 6 mei 2014
Goedemorgen, mijnheer Buysse,
Ik moet me excuseren. Dinsdag (1 april 2014) las ik uw al opiniestuk waarin u het hebt over concurrentievervalsing door de gesubsidieerde sectoren, maar pas 24 u later schrijf ik dit briefje. Sorry hoor, maar ik had (ondanks mijn deels gesubsidieerde uren) geen seconde de tijd. Ja, het is hard werken in die verguisde non-profit.
Vorige maand heb ik nog een (deels gesubsidieerde) aanwerving gedaan. Een fijne, jonge kerel is bij ons begonnen als communicatiemanager. Hij koos voor een job zonder bedrijfswagen, zonder noemenswaardige extralegale voordelen. Hij koos voor engagement. En wij kozen voor iemand zonder de juiste diploma’s en zonder noemenswaardige ervaring. We vielen voor zijn engagement en talent. Sorry als hij met jouw communicatiemanager zal concurreren, vooral in "heel wat doen met weinig geld". Ik durf er veel op te verwedden dat geen haar op het hoofd van uw collega ervoer denkt om te wisselen. Geen probleem hoor, elk zijn ding, niet?
Maar omdat uw stuk toch ook vooral uit uw buik is geschreven, permitteer ik het mij om even luidop te schrijven dat ik dacht: "die man klets uit zijn nek". Want u fulmineert tegen de concurrentievervalsing door subsidies. Weet u, subsidies komen van de overheid, en dus van de belastingbetaler. Die overheid maakt soms keuzes om budgetten vrij te maken om maatschappelijk belangrijke dingen gedaan te krijgen. En we noemen dat in de volksmond “subsidies”. Maar diezelfde overheid maakt ook budgetten vrij om maatschappelijk belangrijk ondernemerschap mogelijk te maken: interestaftrekken, infrastructuurwerken, ondernemingssteun allerhande. In de volksmond heten dat dan “investeringen”. Subsidies en investeringen, beide van de belastingbetaler. What’s in a name? Ik durf er veel op te verwedden dat geen haar op het hoofd van uw lobbyisten eraan denkt om met de budgetten die mijn sector ontvangt te willen wisselen. Geen probleem hoor, elk zijn ding, niet? En oh ja, slechts een fractie van onze werkingsmiddelen komt uit overheidsinvesteringen. De leden en deelnemers betalen dus mee voor hun engagement. U noemt dit ongetwijfeld “geld halen uit de markt”, wij houden het bij lidgeld en deelnamekosten.
Oh ja, ik werk voor het sociaal-cultureel werk. U weet wel, die sector met 200.000 vrijwilligers en 10.000.000 deelnames aan allerlei activiteiten. En ik moet toegeven dat het niet altijd makkelijk is te midden van een gigantische vrijetijdsindustrie, die dan weer tot uw club behoort. Maar we doen gewoon ons ding, we zijn niet afgunstig, we schrijven er geen denigrerende opiniestukken over,... Want uw ondernemingen zorgen inderdaad voor een stuk van de taart. Maar zonder creativiteit, engagement en goesting zijn er geen ondernemingen. En aan dat klimaat dragen ook wij blijkbaar ons steentje bij. Gelukkig weten duizenden KMO’s, die al dat sociaal-cultureel leven mee ondersteunen, dat maar al te goed.
Dirk Verbist, federatie sociaal-cultureel werk (FOV)