maandag 13 november 2017
De wet is niet van toepassing wanneer je een reis verkoopt die minder dan 24 uur duurt en geen overnachting behelst. Ook het aanbieden van pakketreizen en het faciliteren van gekoppelde reisarrangementen die incidenteel, zonder winstoogmerk en uitsluitend voor een beperkte groep reizigers worden georganiseerd, vallen buiten het toepassingsgebied van de wet. Er moet aan deze drie voorwaarden samen voldaan worden alvorens je buiten het toepassingsgebied van de wet valt. Indien één element ontbreekt is de nieuwe wet wel van toepassing.
Deze drie voorwaarden zijn echter zeer vaag geformuleerd en dus voor interpretatie vatbaar. In een te ruime interpretatie van deze voorwaarden schuilt het risico dat een heel aantal lokale vrijwilligersorganisaties ook onder het toepassingsgebied van de wet zouden vallen.
Een tweede pijnpunt van de wet is de bepaling dat organisaties die naast pakketreizen ook afzonderlijke reisdiensten organiseren, zij voor deze reisdiensten een informatieverplichting hebben ten aanzien van de deelnemers én een verzekering tegen insolventie moeten aangaan.
Concreet betekent dit dat een lokale afdeling van bijvoorbeeld de KWB, die voor zijn leden een weekend met busvervoer, overnachting en enkele uitstappen organiseert (een pakketreis), doorheen het jaar ook voor élke afzonderlijke reisdienst aan de door de wet bepaalde verplichtingen moet voldoen (artikel 71 t.e.m. 74 van het voorontwerp).
Een afzonderlijke reisdienst kan bijvoorbeeld het aanbieden van passagiersvervoer zijn of een bezoek aan een museum. Het kan echter niet de bedoeling zijn dat een lokale afdeling zich zou moeten beschermen tegen insolventie wanneer zij een museum zou gaan bezoeken of met haar leden met de bus naar Ieper of Oostende zou gaan. De financiële en administratieve overlast die deze bepaling met zich mee brengt voor het lokaal verenigingsleven kan er voor zorgen dat een heel aantal organisaties zullen schrappen in hun aanbod, daar waar Vlaanderen net cultuurparticipatie tracht te stimuleren.
Bovenstaande bezorgdheden werden reeds overgebracht aan het kabinet en werden ook meegenomen tijdens de bespreking van het wetsontwerp in de commissie. Zo bevroeg Griet Smaers (CD&V) de minister over het incidentele karakter en het verbod op winstoogmerk van reizen georganiseerd door verengingen. Daarnaast gaf zij aan dat het belangrijk is dat verenigingen voldoende geïnformeerd worden over de nieuwe wetgeving.
Minister Peeters antwoordde hierop dat het bepalen of de organisatie van een reis al dan niet onder het toepassingsgebied van de wet valt, in de praktijk moet worden beoordeeld. Vervolgens geeft hij wel aan dat onder meer schooluitstappen of zomerkampen van verenigingen niet gevat worden door deze wet. Over de uitsluitingsvoorwaarden, zonder winstoogmerk, zegt de minister: “Een beperkt winstoogmerk zal ook toegestaan worden indien de winst niet de voornaamste doelstelling van de organisatie van de reis is en uitsluitend wordt aangewend voor de werking van de organisatie.”
Op de bezorgdheid die de FOV uitgesproken had ten aanzien van de verplichtingen voor doorverkopers van individuele reisdiensten, zoals hierboven is beschreven, werd niet ingegaan tijdens de bespreking van het wetsontwerp. De ingediende amendementen hierover dienden ook enkel als verduidelijking, maar veranderen niets aan het initiële probleem.
Omdat de goedgekeurde wet nog steeds zeer veel interpretatieruimte laat, heeft de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie op vraag van de minister een werkgroep opgericht om in samenspraak met vertegenwoordigers van het middenveld richtlijnen uit te werken voor de praktische invulling en toepassing van de wet. Verschillende vertegenwoordigers uit de non-profit sector gaven op basis van concrete praktijkvoorbeelden aan wanneer de bovenstaande uitsluitingsvoorwaarden te beperkend zijn.
Op basis van deze input zal de FOD guidelines opstellen die vervolgens terug besproken zullen worden met het middenveld. Er werd ook aangegeven dat deze guidelines geen statisch gegeven zijn, maar aangepast zullen worden aan de praktijk.
We kijken alvast uit naar deze ’guidelines’ en hopen dat dit de bezorgdheid bij de sector deels zal wegnemen. We blijven aandringen op een grotere wettelijke duidelijkheid zodat alle verenigingen niet nog eens in (onbedoelde) financiële en administratieve overlast worden gedompeld.