Leden FOV antwoorden massaal op bevraging
dinsdag 14 november 2017
Vlaams Cultuurminister Sven Gatz legde in juli een aantal concrete lijnen op tafel (zie eerdere berichtgeving), de parlementsleden gaven in september hun gedachten mee (zie eerdere berichtgeving). Samen met het rapport van Van Dyck en Larock vormt dit allemaal materiaal waarop de minister zich wil baseren om in december knopen door te hakken.
De hervormingsplannen voor de bovenbouw hebben natuurlijk een direct effect op de diverse sectorfederaties, belangenbehartigers, steunpunten en andere dienstverlenende organisaties. Daarom is het belangrijk dat één en ander goed met hen wordt doorgesproken. Maar omdat de bovenbouw er uiteindelijk is om ten dienste te staan van de organisaties, vonden we het belangrijk om de mening van onze leden rechtstreeks in te brengen. We stuurden hen een bevraging door die zij massaal (en anoniem) invulden: 94 organisaties (of 75 procent van de sector) en vulden alles in. Zij zorgden zo voor een duidelijk beeld over wat er in het sociaal-cultureel volwassenenwerk leeft rondom hun meest prominente bovenbouwspelers: Socius, FOV en de administratie.
Op de vraag of organisaties het nodig vonden dat de minister een reorganisatie aankondigde, geeft twee derde van de leden aan dat dat niet het geval is. Bij de 19 organisaties die een reorganisatie wel belangrijk vonden, zijn er een aantal die aangeven dat dit ook zou kunnen zonder dat de minister hiertoe initiatief neemt. Deze inschatting sluit aan bij een tevredenheidsbevraging die we begin 2017 organiseerden over de rollen die de bovenbouwspelers vandaag opnemen voor de sector. Ook nu bevestigt 88 procent van de leden dat zij tevreden zijn over de huidige rolverdeling tussen Socius, de FOV en de administratie.
Niet alleen over de huidige rolverdeling is een overgrote meerderheid van de sector tevreden, ook over de concrete werking van de sociaal-culturele bovenbouw. Dat blijkt uit onderstaande resultaten:
Minister Gatz opperde het idee om te komen tot één algemeen steunpunt voor heel het sociaal-culturele domein: amateurkunsten, bibliotheken, cultuurcentra, sociaal-cultureel volwassenenwerk, bovenlokale organisaties,… We vroegen aan de leden welke uitspraak hun grootste voorkeur wegdroeg (zij konden er maar eentje aanvinken). Een opsomming van de hoogste naar de laagste score:
1. Ik kan me moeilijk voorstellen dat zo’n eengemaakt steunpunt op alle noden en behoeften van al die sectoren kan inspelen, want ik denk dat die behoeften heel verschillend zijn. Zouden we niet beter eerst de noden in kaart brengen? (32,98 %)
2. Ik vind dit geen goed idee. Samenwerking tussen steunpunten kan wel nuttig zijn, maar het uiteindelijke resultaat van de schaalvergroting zal zijn dat ik minder ondersteuning krijg op wat voor mijn organisatie belangrijk is. Je kan geen zeven meesters dienen. (25,53 %)
3. Eén algemeen steunpunt voor al die sectoren kan alleen maar nuttig zijn als de sectorfederatie wordt versterkt: zo ben ik zeker van de concrete ondersteuning die ik nodig heb én kan er meer worden samengewerkt over allerlei grenzen heen (22,34 %)
4. Ik vind dit een goed idee, want zo kunnen allerlei cross-overs worden gemaakt met andere sectoren (7,45 %)
5. Eén algemeen steunpunt voor al die sectoren zal zoveel opdrachten moeten waarmaken, dat dit enkel kan werken als het steunpunt bijkomende middelen krijgt.(4,26 %)
We vroegen ook aan de organisaties om hun eerste voorkeurantwoord aan te stippen op de vraag hoe de aansturing van de steunpunten best gebeurt.
Een te exclusieve aansturing door de overheid, ziet zowat niemand in de sector zitten (1,06 % vindt dit goed). Een steunpunt, zo menen de organisaties, moet op een evenwichtige manier de noden van de sector en het beleid kunnen beantwoorden: de grootste groep leden denkt dat dit kan door ervoor te zorgen dat de sector en de administratie als gelijke partners mee kunnen aangeven wat zij belangrijk vinden (voor 52,13 procent van de organisaties was dit hun eerste keuze) en 28,72 procent van de leden kiest er in de eerste plaats voor dat steunpunten volledig autonoom kunnen werken, noch aangestuurd door organisaties, noch aangestuurd door de sector.
Alhoewel de minister in de praktijk rekening wil houden met de historiciteit van de subsidiëring van belangenbehartigers, vertrekt hij wel van het principiële uitgangspunt dat zij best integraal door de sector zelf worden gefinancierd. We vroegen de mening van de leden hierover. Ook hier is de uitslag duidelijk.
We brengen graag de integrale bevraging in de verkenningen en discussies in. Zo zorgen we er mee voor dat, zoals het regeerakkoord ook schrijft, “de doelgroep sterker betrokken (wordt) en naar waarde geschat”.