maandag 22 september 2008
De beleids- en actienota ’Smaakmaker’ van minister Anciaux bevat een referentiekader en een inventaris van alle maatregelen en actoren die binnen de context van cultuur en jeugdwerk onder de noemer van cultuureducatie gevat kunnen worden. De minister formuleert een aantal speerpunten waarvan hij nog tijdens deze legislatuur werk wil maken. Hij wil onder andere, in de schoot van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, een ambtelijke coördinatiegroep opzetten om meer afstemming te realiseren tussen de verschillende agentschappen van het Departement.
In zijn beleidsnota wordt een schatting gemaakt van het jaarlijkse budget dat naar cultuureducatie gaat. In 2008 wordt volgens de minister 57,3 miljoen euro gespendeerd aan cultuureducatie. Dit zou een gevoelige verhoging zijn in vergelijking met 1999. Toen was dit volgens Anciaux slechts 18,7 miljoen euro. Volgens de berekeningen in de nota is het sociaal-cultureel werk goed voor 52% (of 29,9 miljoen euro) van de totale pot besteed aan cultuureducatie. Voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk werd dit als volgt berekend:
verenigingen | 5.206.418 euro | 25% van hun subsidie (de culturele functie is immers één van de vier functies die ze moeten opnemen) |
volkshogescholen | 2.903.039 euro | 30% van het totaal subsidiebedrag (de culturele functie is immers één van de drie functies die ze moeten opnemen) |
vormingsinstellingen voor personen met een handicap | 470.790 euro | 30% van het totaal subsidiebedrag (de culturele functie is immers één van de drie functies die ze moeten opnemen) |
gespecialiseerde vormingsinstellingen | 1.336.909 euro | 30% van het totaal subsidiebedrag (4 organisaties hebben kunsteducatie expliciet als doelstelling, bij de anderen komt de culturele functie minder expliciet aan bod) |
SoCiuS | 75.350 euro | 5% van de subsidie |
Een subsidieraming met de culturele functie als ’maatstaaf’ is volgens de FOV een vreemde en té grove raming. Vijftact en de werksoort Bewegingen zijn bovendien -vreemd genoeg- niet opgenomen in de berekeningen.
Minster Frank Vandenbroucke richtte naar aanleiding van het onderzoek van Anne Bamford (een Australische professor die de cultuureducatie in Vlaanderen doorlichtte) vorig jaar een commissie Cultuur en Onderwijs op (zie vorige berichtgeving). Deze adviescommissie had als taak conclusies en aanbevelingen van het onderzoek kritisch te bekijken en concrete beleidsvoorstellen te formuleren. De samenwerking tussen onderwijs en cultuur vormt de rode draad in de voorstellen van de commissie. Om de samenwerkingsinitiatieven te ondersteunen vraagt de commissie een centrale subsidiepot. De commissie beveelt één coördinerende minister voor cultuureducatie aan en dringt aan op een sterk partnerschap tussen de CANON Cultuurcel en een nieuw op te richten vergelijkbaar ankerpunt bij het beleidsdomein Cultuur.
Minster Anciaux benadrukt dat de bevindingen van de adviescommissie zijn beleidsnota niet doorkruisen. Integendeel, de twee rapporten zijn volgens hem complementair.
In een schriftelijke vraag informeerde Vlaams parlementslid, Sven Gatz (Open Vld), naar de beleidsinspanningen van minster Anciaux inzake cultuureducatie. Heel wat elementen uit het antwoord van de minister zijn terug te vinden in Anciaux’ beleidsnota. Om de verschillende subsidielijnen rond cultuureducatie in kaart te brengen, werd het idee van een subsidiewijzer gelanceerd.
|