Fiscale attesten: organisaties opnieuw het kind van de rekening?

Ministeriële beslissing? Nog even wachten.

We berichtten al eerder over de vaak lange periode (tot meer dan twintig maanden) die zich bevindt tussen het aanvragen van een erkenning en het antwoord van de fiscus. Hierdoor konden organisaties vaak niet tijdig het kwijtschrift afleveren dat schenkers aan hun belastingaangifte dienen toe te voegen. Gevolg: gezichtsverlies én financieel verlies voor de betrokken organisaties (zie ook vorige berichtgeving).

Mede dankzij intensief contact met het kabinet van de minister van Financiën kon FOV bewerkstelligen dat de complexe procedure van het collectieve koninklijke besluit werd ingeruild voor de procedure via ministeriële beslissing. Dit zou de procedure aanzienlijk moeten inkorten (zie vorige berichtgeving).

Organisaties die na 31/12/2013 hebben ingediend, zullen dus hun aanvraag behandeld zien via ministeriële beslissing. Aangezien er in de wetgeving geen exacte termijnen omschreven zijn, is het moeilijk inschatten in welke mate de behandelingstijd zou worden ingekort. Naar verluidt zou het antwoord van de bevoegde administratie in principe na 9 tot 12 maanden moeten komen. Vermoedelijk zullen we de eerste erkenning via ministeriële beslissing dus zien verschijnen in het voorjaar van 2015.

"Verstrengde controle op de bugettaire weerslag"

Ook het federale niveau haalt de buikriem aan en het systeem van fiscale attesten ontsnapt hier niet aan. In de erkenningsbrief lezen we volgende opmerkelijke passage: “De periode van erkenning wordt ingevolge een verstrengde controle op de budgettaire weerslag van de koninklijke besluiten die de erkenning verlenen beperkt. Daar de instelling een subsidie ontvangt volgens een beleidsperiode die eindigt op 31/12/2015 wordt de periode beperkt tot deze datum.”

Waar eerst gold dat men bij een eerste aanvraag voor twee jaar, bij een tweede aanvraag voor vier jaar en bij een derde aanvraag voor zes jaar erkend kon worden, ziet men nu de periode beperkt tot het einde van een beleidsperiode zoals die door het Vlaams decreet op het sociaal-cultureel volwassenenwerk wordt bepaald. Concreet betekent dit voor een aantal organisaties dat zij enkele maanden naar het verkrijgen van hun erkenning opnieuw mogen beginnen aan een aanvraagdossier voor 2016 en de daaropvolgende jaren.

De voorwaarde dat men door de (in dit geval Vlaamse) gemeenschap gesubsidieerd moet zijn bestaat al langer. De fiscus verifieert dit tijdens het onderzoek van de aanvraag en sinds kort wordt aan organisaties gevraagd jaarlijks een bewijs van een dergelijke subsidie voor te leggen. Daar komt nu dus een nog strengere toepassing bij in de vorm van deze richtlijn van de Inspectie van Financiën. Blijkbaar is deze dienst er zich niet van bewust dat door Vlaanderen erkende sociaal-culturele organisaties zelfs na een negatieve evaluatie nog steeds erkend en gesubsidieerd blijven.

Deze richtlijn is ingegeven door het idee dat het systeem van fiscale attesten te veel kost aan de federale overheid, terwijl het voordeel voornamelijk beland bij organisaties die actief zijn op het niveau van de gemeenschappen.

De betrokken organisaties zijn op deze manier het kind van de rekening door de gebrekkige communicatie tussen de bevoegde diensten op federaal niveau en de Vlaamse Overheid.

Wat brengt de toekomst?

Vermoedelijk zal het systeem fiscale attesten ook ter sprake komen tijdens de federale regeringsonderhandelingen. FOV volgt de uitkomst van dat overleg nauwgezet op.

Daarnaast blijft FOV deel uitmaken van de Contactgroep Giften, een overlegorgaan tussen de fiscus en betrokken vzw’s. Zowel daar als in contacten met het kabinet zal FOV pijnpunten in dit dossier blijven aankaarten.