Beginpagina > Aanvullende financieringsvormen: het gouden ei is nog niet voor (...)


Aanvullende financieringsvormen: het gouden ei is nog niet voor morgen

donderdag 14 september 2017

‘Ondernemerschap, aanvullende financieringsvormen en professionalisering in de cultuursector stimuleren’. Zo luidt één van de tien strategische doelstellingen voor het beleidsdomein Cultuur voor de regeerperiode 2014-2019. Bevoegd minister Sven Gatz pakte al in 2016 uit met het zogenaamde ‘Witboek Aanvullende financiering’. Onlangs, in juli 2017, stelde hij met een conceptnota een langetermijnvisie voor op aanvullende financiering en ondernemerschap in de cultuursector.

Een eerste geruststelling...

De conceptnota vermeldt duidelijk dat "aanvullende financieringsvormen geen alternatief vormen voor het klassieke subsidiesysteem. Integendeel, subsidies blijven noodzakelijk ter ondersteuning van de culturele corebusiness van de culturele organisaties en voor innovatie, talentontwikkeling, experiment en participatie.

Het beleid van de Vlaamse overheid inzake aanvullende financiering en cultureel ondernemerschap omvat vier speerpunten:

  • een ‘Cultuurbank’ (werktitel)
  • een optimaal fiscaal beleid
  • een Cultuurloket
  • een beleid m.b.t. cross-sectorale samenwerking.

De ‘Cultuurbank’ en een optimaal fiscaal beleid doelen op nieuwe impulsen om meer aanvullende geldstromen naar de Vlaamse cultuursector op gang te brengen. Het Cultuurloket en het beleid m.b.t. cross-sectorale samenwerking zijn eerder flankerende maatregelen. Hieronder vind je een schematisch overzicht.

Onze vaststellingen op een rijtje

  • De conceptnota bevat, in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, niet zozeer een integrale beleidsvisie of een totaalbeeld van mogelijke financieringsbronnen voor de cultuursector, maar is eerder een verzameling van mogelijkheden die gekend zijn bij de overheid. Zo valt het ook op dat een aantal voorstellen die in andere sectoren al realiteit zijn en andere initiatieven dan weer niet in beeld worden gebracht. Deze kunnen, mits verdere bekendmaking en lichte aanpassing, snel bruikbaar worden voor culturele organisaties.
  • Qua financieringsmogelijkheden wordt vooral gekeken naar krediet- en investeringsmogelijkheden. Op zich is dat positief maar helaas slechts in beperkte mate bruikbaar voor de sociaal-culturele sector.
  • Fiscale voordelen, analoog met gunstmaatregelen voor vennootschappen, uitbreiden naar de cultuursector betekent dat organisaties onder de vennootschapsbelasting zouden vallen. Dat heeft gevolgen voor de boekhouding, BTW, vrijwilligers, enz. Anderzijds zal het aantal vzw’s dat onder de vennootschapsbelasting valt sowieso toenemen, eens de vzw-wetgeving wordt gewijzigd en vzw’s onbeperkt economische activiteiten mogen uitvoeren. De consequentie hiervan is dan ook helder: zij zouden dan ook moeten kunnen genieten van alle maatregelen die de overheid reeds voor het bedrijfswereld heeft bedacht (wat over heel wat meer overheidsmiddelen gaat dan de beperkte “subsidiebudgetten” voor cultuur).
  • Positief is de wil om met het federale beleidsniveau te onderhandelen over de fiscale voordelen bij giften, sponsoring en bedrijfsmecenaat.
  • Extra financieringsmogelijkheden worden vooral geënt op projecten. Maar de sociaal-culturele sector werkt niet enkel met projecten. En projecten kunnen niet in het luchtledige uitgewerkt worden, hiervoor is een stevige basiswerking essentieel. Voor het financieren van die basiswerking heeft de markt sowieso weinig interesse, die wil zich vooral engageren in zichtbare positieve projecten, vaak omwille van image-building. En het is uiteraard evident dat er ook in onze sector projecten van organisaties zijn die niet zo geschikt zijn om partners in de markt te charmeren, bijvoorbeeld omdat ze mensen juist willen aanzetten tot kritische (zelf-)reflectie, of die onvoldoende aansluiten bij een commerciële logica.

Niet enkel aandacht voor tekortkomingen, maar ook voor troeven!

We hebben de indruk dat de conceptnota leest vanuit een onderliggende boodschap dat de cultuursector veel te leren heeft van de bedrijfswereld. Zij zouden kennis en expertise op vlak van ondernemen bezitten waarover de cultuursector, het zwakke broertje, niet beschikt. We denken dat het meer zou aansluiten bij de hedendaagse ervaringen om resoluut te vertrekken van de troeven van de cultuursector i.p.v. al dan niet vermeende tekorten. De winst van het ondernemen in de cultuursector ligt niet in een hogere financiële opbrengst maar in inhoudelijk sterkere realisaties door en voor diverse doelgroepen. Zo toont heel wat onderzoek aan dat cultuur, en zeker ook het sociaal-cultureel werk, een belangrijke sociale waarde heeft. Sociale cohesie, democratisering, burgerschap, gemeenschapsvorming, vrijwilligerswerk en noem maar op: al die elementen dragen er toe bij dat de samenleving niet vastloopt en dat burgers gezonder en gelukkiger leven. Ook dat is belangrijk voor de overheid en… voor de economie.

Wie de conceptnota zelf wil bestuderen, kan dat via de website van de Vlaamse Overheid.


Blijf op de hoogte: abonneer je op ons Digizine, of volg ons op Twitter.

De activiteit van de site opvolgen RSS 2.0 | Disclaimer | Overzicht van de site | Privé-site | SPIP | OWA