Beginpagina > Solidariteitssector krijgt “solidariteitsbijdrage” (...)


Solidariteitssector krijgt “solidariteitsbijdrage” opgelegd

donderdag 8 oktober 2015

Het kan verkeren. Heel wat organisaties die dag in dag uit timmeren aan een samenleving waarin solidariteit één van de rode draden is, worden geconfronteerd met een opgelegde “solidariteitsbijdrage”, newspeak voor besparingen. Dat komt hard aan. Omdat dit de zoveelste besparing op rij is. En omdat minister Gatz tijdens het Wascabi-event nog duidelijk maakte dat hij niet van plan was om te besparen bij de start van de nieuwe beleidsperiode.

Bespaart minister Gatz?

De minister bespaart niet op het budget voor het decreet sociaal-cultureel volwassenenwerk. Via de zogenaamde lottomiddelen voegt hij zelfs 260.000 euro toe aan de sector. Anderzijds wilde hij de volgende beleidsperiode starten met een instroom aan nieuwe organisaties en het rechttrekken van de ondergrens van financiering van de sociaal-culturele bewegingen. Terechte uitgangspunten.

Probleem: hij kon zijn ambities niet gefinancierd krijgen. En dus moet een aantal (sub-)werksoorten hiervoor het gelag betalen. Dit is wat de minister een “solidariteitsbijdrage” noemt.

Het wrange is dat al zes jaar lang alle besparingen en niet-uitvoeringen van het decreet werden gecommuniceerd vanuit een beheerslogica: begrotingsperikelen hier, interne verschuivingen daar,… Telkens om ergens op één of andere plaats een rekening te doen kloppen. Nooit om de rekening van de organisaties te doen kloppen. Organisaties, die, aan een kostprijs voor de Vlaamse overheid van 1,4 euro per uur maatschappelijke inzet, het beste van zichzelf geven.

Laat ons alles even op een rijtje zetten.

Bewegingen: bodemkoers terug op punt gezet

Deze werksoort komt uit een diep dal . Voor de beleidsperiode 2011-2015 besliste voormalig cultuurminister Schauvliege om ruim 850.000 euro minder toe te kennen dan voorgesteld door de bevoegde adviescommissie. Maar liefst 13 bewegingen doken hierdoor ook onder het bestaansminimum dat het decreet vooropstelt. Sindsdien passeerden ook diverse kaasschaven de revue. Minister Gatz vrijwaarde deze werksoort van de besparingen voor 2015. Nu besloot hij, naast de nieuwe erkenningen, om alvast de decretale minimumgrens opnieuw te respecteren, wat een goede zaak is. De positieve adviezen van de commissie over de financiële behoefteplannen van de reeds erkende bewegingen worden echter niet in subsidies omgezet.

Vormingpluscentra: dringend berekening inwonersaantallen doorvoeren

Ook voor deze organisaties weegt de besparing van de vorige beleidsperiode nog fors door. Hun subsidieberekening werd sinds 2011 van 1,5 naar 1,2 euro per inwoner herleidt, wat een besparing van meer dan een kwart van hun middelen betekende. De kaasschaven van de volgende jaren en de extra besparing voor 2015, betekenen concreet dat zij tot 40% van hun middelen hebben zien verdampen, terwijl zij zich de naad uit het lijf werken om op alle vragen en verwachtingen in de regio een gepast antwoord te geven. Minister Gatz besloot nu om hen geen bijkomende besparingen op te leggen, wat goed is. Maar de natuurlijke groei –waarbij de subsidieberekeningen elke beleidsperiode worden aangepast aan het nieuwe inwonersaantal in de regio- wordt niet toegepast. Dit moet zo snel mogelijk worden rechtgezet. De transfer van de provinciale middelen naar Vlaanderen biedt hem hiertoe zelfs een uitgelezen kans.

Landelijke vormingsinstellingen: kaasschaaf na kaasschaaf na…

kaasschaaf na kaasschaaf zagen de landelijke vormingsinstellingen hun middelen verminderen. Bovendien werden ze geconfronteerd met een de facto uitsluiting uit het systeem van de opleidingscheques. Dit betekende een derving van 650.000 euro. Binnen deze groep worden nu de vormingsorganisaties/-diensten voor personen met een handicap gevrijwaard van bijkomende besparingen. De andere organisaties zien een zoveelste kaasschaaf passeren. Via het werken aan beleidsprioriteiten kon een groei worden voorzien. Ook dit wordt bijgevolg niet uitgevoerd.

Verenigingen: kansengroepen besparen mee

Voor de verenigingen geldt een gelijkaardig verhaal als voor de landelijke vormingsinstellingen, zij het dat voor hen vijf jaar geleden de experimentenmiddelen al op droog zaad werden gezet. Zij worden nu ook geconfronteerd met een bijkomende kaasschaaf. Binnen deze werksoort is een grote diversiteit aan verenigingen. In het oog springen zeker ook de verenigingen die werken met, voor en door “kansengroepen”. De minister gaf gisteren in de commissie cultuur aan dat hij voor de etnisch-culturele verenigingen een uitzondering wilde maken, maar niet anders kon dan hen gelijk te behandelen met de andere verenigingen. Ook op hen wordt dus bespaard. Ook hier pleiten we krachtig om zo snel mogelijk een duidelijk en concreet signaal te geven aan deze organisaties.

Nog enkele rode draden

  • De nieuwe erkenningen bij verenigingen, vormingsinstellingen en bewegingen zijn ontegensprekelijk een rode draad doorheen alle werksoorten. De kracht van deze sector is om telkens opnieuw vernieuwing te willen verwelkomen. Vernieuwing binnen de sector, maar ook vernieuwing binnen de werking van organisaties zelf. Deze openheid kost velen onder hen nu een “solidariteitsbijdrage”.
  • Voor geen enkele werksoort is verder van een groeiredenering vertrokken. Zowel de beleidsprioriteiten (verenigingen/gespecialiseerde vormingsinstellingen), de financiële behoefteplannen (bewegingen) en de nieuwe subsidieberekening op basis van de inwonersaantallen (Vormingplus) is niet toegepast.
  • De organisaties met de minste subsidies (onder de 200.000 euro) worden gevrijwaard van bijkomende besparingen.

Blijf op de hoogte: abonneer je op ons Digizine, of volg ons op Twitter.

De activiteit van de site opvolgen RSS 2.0 | Disclaimer | Overzicht van de site | Privé-site | SPIP | OWA