vrijdag 23 oktober 2015
In zijn beleidsbrief voor het jaar 2015-2016 herneemt de minister de acht strategische doelstellingen die hij eerder beschreef in zijn beleidsnota 2014-2019. Onze aandacht gaat in eerste instantie naar SD 8, meer bepaald naar operationele doelstelling 1 “Het beleidskader sociaal-cultureel volwassenenwerk aanpassen tot een stimulerend instrument voor een sector in verandering” en operationele doelstelling 2 “Detecteren en valoriseren van voorbeeldwerkingen, experimenten en verenigingsvormen die een voortrekkersrol inzake diversiteit en culturele innovatie opnemen”. Ook operationele doelstelling 6 “Een werkbaar, gecoördineerd hedendaags vrijwilligersbeleid uitbouwen” is voor onze sector van belang.
De minister geeft aan “in het najaar een traject voor de opbouw van een nieuw instrumentarium ” te willen starten voor onze sector. Hij wil hiervoor een breed draagvlak creëren: “Centraal in dit traject staat de dialoog met verschillende actoren binnen het ruime sociaal-culturele veld en nauw verwante sectoren.” Bedoeling is dat het (ver)nieuw(d)e decreet een duurzaam en kwaliteitsvol kader vormt om zodoende de sector “optimaal te stimuleren zich te enten op de maatschappelijke realiteit en actuele en toekomstige maatschappelijke uitdagingen.” Participatie wordt als “elementaire functie” ingebouwd. Een bevestiging dus van het voornemen om tegelijkertijd het participatiedecreet onder handen te nemen.
Twee uitgangspunten zal de minister hanteren: “meer flexibiliteit voor organisaties” en “zoveel mogelijk functiegericht werken”. Hij mikt daarbij op “maximale effecten binnen het budgettaire kader” en “met oog voor innovatief sociaal-cultureel ondernemerschap ”. Daarnaast wil hij samenwerking met andere domeinen stimuleren. In 2016 zal hij “op basis van het aangereikte materiaal en de verschillende scenario’s … de sector bevragen ”. Bedoeling is om in het voorjaar 2016 een conceptnota klaar te hebben. Dat zal de basis vormen voor verder legistiek werk.
Verder zal de minister in kaart brengen “welke werk- en verenigingsvormen kunnen (h)erkend worden als good practices.” “Interessante methodieken zoals bijvoorbeeld outreachend werken – een werkmethode waarbij de leefwereld en beleving van de doelgroep het vertrekpunt vormt – moeten de sector methodisch kunnen versterken.”
De minister blijft belang hechten aan de economische waarde van cultuur. Die wil hij beter in beeld brengen door een gestandaardiseerde meting. In de loop van 2016 schrijft hij aan een zogenaamd witboek alternatieve financiering. De UiTPAS wordt verder uitgerold.
Op vlak van cultuureducatie gaat de minister in 2016 verder aan de slag met de aanbeveling van de commissie ‘Groeien in cultuur’: hij wil verder bouwen aan een netwerk dat het cultureel leren in diverse sectoren, waaronder de onze, verbindt. In het kader van Long Live Arts zal hij een Vlaams traject rond ouderen en cultuurparticipatie uitwerken. Hij wil ook nauwer samenwerken met de minister van Onderwijs o.a. inzake de DKO-hervorming en het stimuleren van partnerschappen en het ontsluiten van good practices.
Begin 2016 volgt een eerste stappenplan voor de uitwerking van een gecoördineerd Vlaams vrijwilligersbeleid. De drie assen die minister Gatz eerder aankondigde blijven gehandhaafd: statuut en wetgeving, informatieoverdracht en overregulering. In dat licht zal de minister ook de toekomst van OSCAR tegen het licht houden.
Wie zelf de beleidsbrief van de minister wil lezen, kan dat op zijn website.