dinsdag 31 januari 2006
De minister trachtte zijn inzet voor de hele culturele sector uitgebreid te illustreren en noemde zichzelf een “vechtlustige belangenbehartiger” voor heel de sector.
Over het sociaal-cultureel werk klonken alleen positieve woorden:
“Erfgoed, amateurkunsten, sociaal-culturele verenigingen, bewegingen en vormingsinstellingen, het lokale cultuurbeleid, cultuurcentra en bibliotheken: ze zorgen elk voor een gezamenlijk verhaal, als noodzakelijk complement van het meer individueel verhaal van de actieve welvaartstaat. In die zin biedt cultuur een sterk antwoord op het elk-voor-zich-verhaal dat meer en meer de kop opsteekt. Cultuur als een redplank voor de samenleving. Niet als wondermiddel, maar wel als één van de medicijnen tegen een verdere materialisering van de maatschappij. Cultuur als emanciperende kracht, ja, waardoor mensen elkaar ontmoeten, samen genieten, samen leren, samen sterker worden. Openheid leren en het vreemde waarderen, en juist daardoor zichzelf vinden."
"Zo stel ik vandaag vast dat het sociaal-culturele veld zijn ruggengraat strekt. Na een periode van vertwijfeld zoeken naar juiste manieren om met het terugnemende ledenaantal om te gaan, leveren ze nu elke dag honderden gevechten om opnieuw een positiever élan doorheen wijken en buurten te laten golven. Zij komen uit hun kot. Cynisme is er geen grondtoon. Ik leg mijn politieke gewicht de volgende jaren dan ook graag in de weegschaal om deze bewegingen verder te ondersteunen.”
Opvallend was verder dat de toespraak van de minister doordesemd was van de hang naar culturele diversiteit. De minister riep 2006 zelfs uit tot het jaar van de culturele diversiteit. Hierbij nodigde hij de culturele wereld uit zijn maatschappelijke voortrekkersrol overtuigend te tonen aan de maatschappij aan de hand van resultaatsverbintenissen.
[(Download in de rechterkolom de volledige toespraak van minister Anciaux.)]