vrijdag 17 juni 2016
Al sinds het Vlaams Regeerakkoord van 2014 wordt er gesproken over de regularisering van de gescoprojecten (gesubsidieerde contractuelen). Er werd besloten dat voortaan niet meer het Departement Werk deze middelen zou uitbetalen, maar elk van de bevoegde sectoren. Voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk komt die bevoegdheid dus toe aan cultuurminister Gatz. Bij de overheveling van de middelen van het Departement Werk naar het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media werd de balans opgemaakt op basis van de uitbetalingen in 2014. Dat betekende echter dat organisaties waarvan gesco’s in 2014 toevallig gedurende langere tijd afwezig waren, bijvoorbeeld door zwangerschapsverlof of langdurige ziekte, en die dus minder premies kregen, vanaf 2016 permanent minder subsidies ontvangen. “Dat is voor die organisaties een serieuze streep door de rekening”, stelde de FOV vast.
Op vraag van parlementslid Caroline Bastiaens (CD&V) in januari van dit jaar, gaf minister Gatz aan nog naar deze kwestie te willen kijken. Geduld werd gevraagd, maar antwoorden bleven (nog) uit. Op aansporing van onder andere FOV en een opvolgvraag van Bastiaens in de Commissie Cultuur van 9 juni weten organisaties inmiddels waar ze aan toe zijn.
De minister heeft de cijfers van 2014 en 2015 met elkaar vergeleken en kwam tot de conclusie dat er voor een ruime meerderheid van de organisaties geen ‘noemenswaardig verschil’ is vast te stellen in de bedragen. Daarmee bedoelt hij een verschil in premie van 5% of meer, na aftrek van de besparingen. Minister Gatz:“Voor in totaal 45 organisaties was er wel een verschil. Van die 45 zijn er 16 organisaties die in 2015 minder gescomiddelen, ongeveer 5 procent, ontvingen dan in 2014. In totaal gaat het om 144.184,30 euro. Het grootste nadeel bedraagt 28.354,74 euro; het kleinste 570,89 euro.”
Het omgekeerde kwam ook voor: twee derde van de 45 organisaties waar op basis van de ‘foto 2014’ een verschil van meer dan 5% werd vastgesteld, er “voordeel aan doet”, aldus de minister.
FOV benadrukt dat het woord “voordeel” wat ongelukkig gekozen is. Het lijkt daardoor alsof organisaties daadwerkelijk financieel voordeel halen uit deze regeling. Maar dat verschil ontstaat enkel omdat zij in 2015 ook een lager bedrag ontvingen door afwezigheden wegens langdurige ziekte, vrouwen in zwangerschapsverlof enz. Zij krijgen een dotatie op basis van het aantal VTE waar zij een toezegging voor hebben.
De minister heeft besloten niet over te gaan tot compensatie van de benadeelde organisaties, want zo zegt Gatz: “… zonder in detail te gaan tot op het organisatieniveau, moet er binnen deze context ook rekening worden gehouden met de soms zeer specifieke situatie van sommige van het beperkt aantal organisaties dat een nadeel ondervindt: niet structureel gesubsidieerd, extra ondersteuning via derde arbeidscircuit (DAC), organisaties die in een fusieoperatie zitten, enzovoort. Vandaar dat ik ook niet voorzie in een compensatie.”
FOV heeft de cijfers van de administratie in kunnen zien en komt grotendeels tot de zelfde uitkomst. Zeventien organisaties zien hun premie van 2016 met 5% of meer verkleinen ten opzichte van 2015. Tien zien het bedrag zelfs met meer dan 10% slinken, tot wel -36%. In absolute bedragen loopt het bedrag op tot meer dan €28.000 euro.
De minister besloot niet tussen te zullen komen en bekijkt nu hoe de middelen structureel geïntegreerd kunnen worden in de subsidie-enveloppe. We betreuren deze beslissing, omdat het totale bedrag van benadeelden vrij beperkt is, namelijk zo’n €195.000. Maar omdat het wordt verspreid over een klein aantal organisaties, is de impact voor sommige zeer groot.
Het is het uitgangspunt van de minister om de gescomiddelen tijdens een vooraf bepaalde overgangsperiode toe te voegen aan de structurele subsidies die de organisaties ontvangen, maar laat dat afhangen van wanneer een nieuwe beleidsperiode aanvangt. Hij zegde ook toe hierbij rekening te houden met de indexering. Nog voor de zomer wil de minister komaf maken met het dossier en gaat hiervoor in gesprek met de verschillende betrokken sectorvertegenwoordigers.