dinsdag 20 juni 2017
Met eerst een toelichting door de minister, dan een hoorzitting en uiteindelijk een bespreking tussen de parlementsleden en Vlaams Cultuurminister Gatz, is het nieuwe decreet sociaal-cultureel volwassenenwerk aangenomen door de Commissie Cultuur van het Vlaams parlement. Eind juni stemt de plenaire vergadering definitief. Ondertussen zijn ook de voorbereidingen voor het uitvoeringsbesluit van start gegaan.
Net zoals ruim een jaar geleden, bij de bespreking van de conceptnota, nodigde de Commissie Cultuur de initiatiefnemers van 15000.be uit op de hoorzitting en dit naar aanleiding van hun verzoekschrift over de besparingen in de sociaal-culturele sector en de gevolgen voor personen met een beperking. Greet Firlefyn, algemeen coördinator van Vijftact, beklemtoonde dat mensen met een beperking zich door de besparingen niet op eenzelfde manier kunnen verenigen, informeren en versterken en vroeg om hier bij de toepassing van het decreet op diverse vlakken bijzondere aandacht aan te besteden.
Ook het steunpunt Socius (voorzitter Stef Steyaert en directeur Fred Dhont) en de sectorfederatie FOV (directeur Dirk Verbist) werden gevraagd om kort hun licht op het decreet te laten schijnen. FOV- voorzitter Herman Lauwers was op hetzelfde ogenblik in het buitenland, maar kon via de schermen in de commissieruimte toch van start gaan met een algemene boodschap. Hij danktr minister Gatz voor het investeren in diepgaand en veelvuldig overleg en vroeg hem uitdrukkelijk om op een aantal plaatsen het ontwerpdecreet alsnog aan te passen: “kiezels in de schoen, die wreed pijn doen”, zo omschreef hij het. De boodschap van onze voorzitter kan je via deze link bekijken.
De FOV zag dat het overleg heel wat resultaat opleverde, zoals het feit dat dit decreet een aantal grenzen verlegt (eindelijk erkenning van het internationaal, intersectoraal en intergenerationeel werken) en dat het decreet nu veel meer aansloot bij wat de minister een civiel en duurzaam perspectief noemde: veel meer aandacht voor dialoog tussen organisaties en de overheid, meer inhakend op de hoogst noodzakelijke nood aan continuïteit van taaie sociaal-culturele processen. Maar het risico blijft dat dit een “afvinkdecreet” wordt, zo meende Dirk Verbist. Hier moet zorgvuldig over gewaakt worden. Dit laatste werd door alle fracties beaamd en ook minister Gatz bevestigde dit later in zijn antwoord. Bovendien ziet het gros van onze organisaties de onafwendbaarheid van een toenemende plan- en verantwoordingslast. De sectorfederatie haalde ook enkele voorbeelden aan waar het decreet zichzelf “oververzekert”: het inschrijven van beslissingsmomenten of procedures die enerzijds sterk rekening houden met de timing van de overheid of met iets wat hoogst uitzonderlijk zou kunnen mislopen, maar wel tot onnodige en disproportionele onrust kunnen zorgen bij organisaties. De federatie drong erop aan een goede kosten-batenanalyse te maken van deze maatregelen. De presentatie die de FOV tijdens de hoorzitting gebruikte, kan je hier downloaden.
Socius drong erop aan om een impactevaluatie van het decreet in te schrijven, bijvoorbeeld na afloop van de eerste beleidsperiode. Verder meende Fred Dhont dat het nieuwe visitatie- en beoordelingskader een aanjager kan worden van verdere professionalisering in de sector. Hij vond dat het huidige decreet vooral de professionalisering van het management had geboost en zag meer kansen in dit decreet voor een verdere professionalisering van de sociaal-cultureel werkers. Op de vraag van de commissieleden over dreigende plan- en verantwoordingslast, zag hij niet onmiddellijk veel risico’s. Hij ontwaarde in de benadering van de beoordelingselementen weinig verschil met het huidige decreet.
Bij de verdere bespreking herkende Tine Soens (sp.a) de knelpunten die de FOV aankaartte en stelde ze (via amendementen) voor om het decreet aan te passen. Ze citeerde ook uit het advies van de SARC, dat, ondanks de intentie om administratieve veranderingen door te voeren, het decreet een verborgen planlast in zich draagt en benadrukte tot slot dat het financieel plaatje in 2021 een belangrijke rol zal spelen voor het lukken of mislukken van dit decreet.
Caroline Bastiaens (CD&V) hoopt dat het decreet een duurzaam kader zal zijn zodat sociaal-culturele organisaties kunnen blijven doen waar ze goed in zijn: grote groepen mensen meenemen in de transities die de samenleving doormaakt. De sector, zo geloofde ze met overtuiging, zal zijn vrijplaats zelf blijven afdwingen. Dat zit immers in het DNA van sociaal-cultureel werk: inspelen op maatschappelijke noden, de grenzen opzoeken,… Het evaluatie- en beoordelingskader mag niet leiden tot controledrift en kansen blijven geven aan experimenteren, en dus soms ook mislukken. De rol van de experten (voor evaluatie en beoordeling) zal dan ook ontzettend belangrijk zijn.
Volgens Jean-Jacques De Gucht (Open VLD) kiest dit decreet uitdrukkelijk voor de dialoog, eerder dan de afvinkcultuur. Hij benadrukte ook de vrijheid voor organisaties om zelf vorm en inhoud te bepalen en juichte de invoering van projectmiddelen (voor erkende én niet-erkende organisaties) toe. Hij hoopte dat het decreet de handvaten geeft om de uitgangspunten in de verdere toekomst verder uit te bouwen.
Marius Meremans (N-VA) verplaatste zich even in Hannibal Smith van The A-team om zijn tevredenheid uit te drukken over een evenwichtig en duurzaam kader dat, na veel tijd, moeite en overleg, op tafel lag. Hij benadrukte ook dat principieel de instroom van nieuwe organisaties in het decreet onbeperkt is (maar erkende wel dat de lat hoog ligt) en dat de uitstroommogelijkheden ook beter geregeld zijn. Hoewel hij eerder pleitte om –voor de subsidietoekenning- elke beleidsperiode van een wit blad te vertrekken, erkende hij dat het meer geleidelijke systeem (stijgen of dalen binnen een vork van 25 procent) ook bij hem gerijpt is na dialoog met de sector omdat het belangrijk is dat sociaal-culturele organisaties duurzaam aan processen op langere termijn kunnen werken. Hij wilde een dreigende plan- en verantwoordingslast ook nuanceren door te verwijzen naar de inschatting van die Socius (tijdens de hoorzitting) hierover maakte.
Bart Caron (Groen) stond kritisch tegenover het decreet. Hij evalueerde het als geen wetgeving-nieuwe stijl en niet in de geest van het regeerakkoord omdat het geen vertrouwen uitstraalt. Hij miste vooral een visie over het brede sociaal-cultureel werk van de toekomst, over de grenzen van de huidige sector heen. De oorspronkelijke conceptnota’s en de Richtingaanwijzers van de FOV boden bredere en ambitieuzere perspectieven dan dit decreet. Ook hij diende een reeks amendementen in om het decreet alsnog aan te passen. De meeste amendementen lagen in de lijn met de knelpunten die ook de FOV aangaf. Opvallend was wel het amendement waarin hij het geleidelijke subsidiesysteem (stijgen of dalen binnen een vork) wilde schrappen. Vandaag zijn er veel maatschappelijke problemen, zo besloot hij, de sector neemt ze op, maar wordt er te weinig voor ondersteund.
De minister repliceerde dat hij er niet op uit was om een schoonheidsprijs te winnen, maar wel om samen met de sector naar oplossingen te zoeken. Hij ziet kansen in dit decreet om op termijn te evolueren naar een “meer rechtvaardige verevening” van de middelen binnen de sector. Het sterkst legde hij de nadruk op het “civiel perspectief” in de relatie tussen de sector en de overheid: dat is de ruggengraat van zijn visie. De overheid hoeft zich volgens hem niet te moeien met hoe de sector zichzelf organiseert. Natuurlijk kunnen politici een mening hebben over bepaalde organisaties, zo betoogde hij, maar het is niet aan de individuele politicus om over die organisatie te oordelen: dat moet een globaal en evenwichtig verhaal van evaluatie en beoordeling zijn. De minister vond het feit dat hij zelfs zijn eigen oppositie subsidieerde een sterkte van een gezonde democratie. Hij erkende ook het belang van het budgettair kader in 2021 en wees er hierbij op dat hij mondjesmaat nieuwe middelen aan de sector aan het toevoegen is, vooral via de herverdeling van de ex-gesco- en ex-DAC-middelen.
Uiteindelijk dienden meerderheid en oppositie samen ook een drietal amendementen in, om een aantal artikels verder te verduidelijken en/of aan te vullen.
Intussen startte het kabinet ook het overleg met de FOV op over het uitvoeringsbesluit. Minister Gatz heeft de intentie om dit besluit voor het zomerreces voor de eerste keer aan de Vlaamse regering voor te stellen.
Wil je meer weten over wat het decreet voor de organisaties concreet betekent? Klik dan hier en je komt op de decreets-website van de FOV waar je alles stap voor stap en jaar na jaar kan volgen.
Ons FOV-team stapt ook af bij algemene vergaderingen, raden van bestuur en personeelsploegen van lidorganisaties om het decreet uitgebreid toe te lichten. Dit doen we al sinds maart. Intussen staat de teller al op een 70-tal organisatiebezoeken. Gewoon omdat we het belangrijk vinden om hen zo goed mogelijk te informeren en om zelf de vinger van de organisaties stevig aan onze pols te blijven voelen, blijft dit aanbod doorlopen.
Tijdens de bespreking kwamen ook een aantal andere beleidskwesties aan bod: het regiodecreet, het participatiedecreet, de bovenbouw,… Je kan er hier meer over lezen.
De verslagen van de parlementaire besprekingen en het aangenomen ontwerpdecreet zijn binnenkort beschikbaar op de website van het Vlaams parlement. Via deze link kom je op de pagina waarop alle stukken verzameld worden.