donderdag 14 september 2017
In juli berichtten we al uitvoerig over de ideeën die Vlaams Cultuurminister Gatz over de hervorming van de bovenbouw aan de parlementsleden van de Commissie Cultuur meegaf: zie eerdere berichtgeving.
Zo gaf hij onder meer aan dat hij het belangrijk vindt dat de steunpunten op een meer gelijk(w)aardige manier door de overheid worden behandeld en wilde hij een antwoord geven op de vraag naar meer ondersteuning voor het lokaal cultuurbeleid door deze opdracht mee te integreren in een uitgebreider sociaal-cultureel steunpunt, waarbinnen meteen ook de amateurkunsten zouden worden ondergebracht. Zijn pionnen staan nu op het speelveld.
De minister trok tijdens de vakantie twee externe deskundigen aan (Koen Vandyck en Yves Larock) om als facilitator op te treden en alle standpunten verder uit te diepen en in kaart te brengen. Het kabinet rekent erop dat dit voor het einde van het jaar leidt tot een helder beeld over de gewenste situatie en een stappenplan voor de verdere implementatie. Binnenkort hebben ook de parlementsleden een gedachtewisseling met de minister.
De Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk van de SARC bezorgde begin september aan de minister alvast een advies, waarin een aantal eerste, algemene bekommernissen werden meegegeven. Belangrijk, zo zegt de raad, is dat er een duidelijk en grondige veldtekening voorafgaat aan het hervormen van structuren: de noden en behoeften moeten in beeld komen. Bovendien benadrukt de raad dat er moet worden gezocht naar een draagvlak op nog te ontwikkelen lijnen. Zo staat het ook in het regeerakkoord: “Daarbij wordt de doelgroep sterker betrokken en naar waarde geschat”.
De raad waarschuwt ook dat het werken aan schaalvergroting zich niet noodzakelijk hoeft te vertalen in structuren: “een schaalvergrotende organisatie draagt het risico in zich om sterker op een eigen agenda te werken. Dit in combinatie met een centrale aansturing (nvdr door de secretaris-generaal van het Departement Cultuur, Jeugd, Media) die onvoldoende de concrete praktijk bij een grote diversiteit aan organisaties kan capteren, kan de legitimiteit van het steunpunt potentieel schaden”. Om te besluiten met: “Het is belangrijk om een samenspel van politiek, administratie en sector te garanderen”. Het is ook essentieel om meteen de rollen en taken van het Departement in het geheel op te nemen. De administratie bevindt zich immers ook in een hervormingsperiode. Bovendien, zo stipt de Raad nog aan, blijft de mogelijke internationale rol van de steunpunten onderbelicht.
Wat de plaats voor het ondersteunen van de lokale cultuurpraktijk betreft, is de Sectorraad geen voorstander van het onderbrengen in een verticaal (sectoraal) steunpunt sociaal-cultureel werk. Het zou logischer zijn om ook hier te komen tot een horizontaal, sectoroverschrijdend steunpunt. Ook is het belangrijk om de bestaande relevante netwerken op te nemen in de veldtekening rond de bovenbouw (bijvoorbeeld Scwitch, ISOC, Overleg Lokaal Cultuurbeleid,…). Het ook in de toekomst (al dan niet tijdelijk) ondersteunen van netwerken van sectororganisaties om concrete problemen en uitdagingen aan te pakken, zou ook tot de mogelijkheden kunnen behoren.
Tot slot is de sectorraad verheugd dat de historische subsidiëring van belangenbehartigers niet van tafel wordt geveegd. Toch, zo schrijft de SARC, blijft een rechtstreekse financiering van culturele belangenbehartigers nog steeds verantwoordbaar. Het advies kan je via de rechterkolom nalezen.
De bovenbouw is er in de eerste plaats voor de organisaties. We blijven het belangrijk vinden om ook hun stem in het kapittel te brengen. Eind september zien we onze leden en we gaan ook van start met een digitale bevraging hierover. Eerder gaf de minister ook al aan dat hij met ons het opzet van deze bevraging wilde bespreken, omdat ook hij het belangrijk vindt dat de signalen uit het veld ingebracht worden. Intussen bekeek onze Raad van Bestuur de stand van zaken. Onze Raad (h)erkende alvast in belangrijke mate het eerste advies dat de SARC hierover uitbracht.