vrijdag 19 maart 2010
Carl Decaluwé (CD&V) wilde van alle regeringsleden weten welke studie-opdrachten de afgelopen legislatuur werden uitgeschreven, op basis van welke criteria dit gebeurde en welke studies ook effectief resulteerden in “concrete en beoogde projecten”. Omdat de meeste onderzoeksopdrachten binnen het cultuurbeleid over het algemeen beleidsvoorbereidend zijn, kon minister Schauvliege slechts twee onderzoeken linken aan een concreet project.
Alles bij elkaar ging er tussen 2004 en 2009 1.916.172 euro naar studie-opdrachten in de context van het cultuurbeleid. Enkel in 2007 en 2009 wees de onderzoeksfocus ook expliciet naar het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Het gaat respectievelijk om een onderzoek met betrekking tot de “evoluties en kenmerken van niet-formele educatie” (42.350 euro) en over het “deelnemers- en participantenprofiel aan sociaal-cultureel volwassenenwerk” (25.000 euro). Op héél de vorige legislatuur betekent dit dus een inzet van een schamele 3,7 procent van de middelen die voorzien waren voor onderzoek.
In 2004 besteedde het departement 114.000 euro aan cultuur-onderzoek. De middelen groeiden stelselmatig, met een felle sprong in 2007. Toen was er ruim 480.000 euro beschikbaar. Het leeuwendeel van deze middelen (53 procent) ging echter naar het contract dat voor de periode 2007-2011 werd afgesloten met het Steunpunt voor beleidsrelevant onderzoek Cultuur, Jeugd en Sport, dat zich vooral toespitst op de participatie aan cultuur. Het topjaar was 2008, toen er net geen half miljoen euro kon worden besteed. In 2009 sloeg ook op deze studiemiddelen de besparingsgolf toe: er werd nog slechts voor 420.000 euro aan onderzoek besteed.
Je vindt de vraag via deze link en het gecoördineerd antwoord hier. |