vrijdag 25 mei 2012
De algemene teneur van de evaluatie is positief. Als sterke punten komen het transversale karakter en de effectieve aandacht voor kansengroepen naar voor. De FOV legde haar standpunt naast de evaluatietekst en kwam tot de volgende overwegingen.
Over de projectoproepen voor kansengroepen staat in de nota dat slechts een minderheid van dossiers de kansengroep ook projecthouder is. Terecht wordt opgemerkt dat de focus vaak op deelnemen ligt niet op deelhebben. De FOV is dan ook blij dat de focus van inhoudelijke criteria voor de projecten zal liggen op participatie, op de methodische aanpak en het netwerk of samenwerkingsverband. De FOV ziet in deze formulering ook een opening voor een optimale benutting van de expertise van organisaties uit het sociaal-cultureel werk. Zij beschikken immers over de know-how rond bereik, toeleiding, procesmatige trajecten…
De FOV pleit er sterk voor dat sociaal-culturele organisaties van kansengroepen (mensen in armoede, met een beperking, met een etnisch-cultureel diverse achtergrond), ook rechtstreeks als projecthouder een soepele toegang krijgen tot de projectregeling.
Volgens de evaluatietekst is het uitgangspunt dat maximaal de helft van het budget naar structureel gesubsidieerde werkingen kunnen gaan, onder voorwaarde dat “aangegeven wordt hoe het project na de projecttermijn in de reguliere werking kan worden opgenomen.” Met deze regeling kunnen sociaal-culturele organisaties ook in de toekomst transversale participatie-experimenten opzetten.
Over het behoud van de proeftuinen is nog geen beslissing gevallen. De FOV pleit ervoor deze maatregel (ook voor cultuur!) sectoraal in te bedden.
Cultuurminister Schauvliege kondigde in 2009 in samenspel met de andere betrokken ministers (Sport (Muyters) en Jeugd (Smet)) een evaluatie van het participatiedecreet aan. In de loop van februari 2012 waren de nodige evaluatieve stukken van de diverse beleidsdomeinen (eindelijk) binnen. Op 7 maart 2012 werd, op basis van deze stukken, een plan van aanpak tussen de drie ministers afgesproken. Dit resulteerde in een mededeling aan de Vlaamse Regering. Als bijlage bij deze mededeling werden een aantal wenselijke bijsturingen van het decreet geformuleerd. Intussen ging een ambtelijke werkgroep met het materiaal aan de slag. Deze werkgroep zal (tegen het najaar) concrete voorstellen tot bijsturing formuleren.